Half oktober voerde de gemeenteraad van Zwolle een spoeddebat over de overgangsregeling voor de jeugdzorg. Doel van de regeling is dat jongeren die al hulp krijgen, in 2015 niet in een zwart gat vallen. Zoals we dat in Nederland doen, heeft het document in Den Haag een vreselijke technische titel gekregen: we bespraken maandag 9 december in de gemeenteraad het “regionaal transitiearrangement” voor IJsselland. Natuurlijk is er ook naar ‘goed’ gebruik een landelijke commissie in het leven geroepen die al die plannen toetste, de “Transitiecommissie stelselherziening jeugd”. Voor mij was dit het eerste debat dat ik voerde met wethouder Van As. Achteraf kon ik een deel van mijn ongemakkelijke gevoel wat beter duiden: de wethouder lijkt haast wel besmet door de technische termen die in Den Haag zijn bedacht, ook in zijn beantwoording greep hij veelvuldig terug op de techniek waarmee hij alles wil gaan organiseren in Zwolle.

Laat ik beginnen met het positieve nieuws: de transitiecommissie beoordeelt het plan dat IJsselland eind oktober instuurde positief. Een beetje opmerkelijk is dit wel, want het plan voldoet aan 7 van de 13 gestelde criteria, maar toch, de goede score is een compliment waard. Tegelijkertijd heb ik mijn zorgen geuit voor de overgangsperiode. In het plan staat dat jongeren die nu hulp krijgen, of op een wachtlijst staan, op 1 januari 2015 er van uit kunnen gaan dat zij nog twee jaar lang hun hulp houden bij dezelfde organisatie. Hoe dat in de praktijk er uit gaat zien als er door de gemeenten bovenop de rijkskorting nog 15% bezuinigd wordt werd niet duidelijk. Gemeenten gaan het (natuurlijk) beter doen met het voorkomen van problemen. Dat kost tijd. In die tijd krijgen de jongeren die nu problemen hebben te maken met instellingen die de hulp bieden met ruim 15% minder budget. Of dat nu een zachte landing is?

Een ander belangrijk punt, dat door meerdere fracties werd gemaakt, is het ontbreken van de stem van de jongeren zelf. In het hele document komt de mening van de jongeren en hun ouders niet voor. Des te wranger is het dan om in de bijlage herinnerd te worden aan het uitgangspunt dat we eerder in alle gemeenteraden van IJsselland hebben vastgesteld: ”We praten niet over, maar mét ouders en kinderen”.

Zoals gezegd stoorde me uiteindelijk de houding van de wethouder me het meest. In het regionale document hadden de regionale cliëntenraden een stem kunnen krijgen, maar die zijn er maar beperkt. Nieuwe aanbieders kunnen hulp gaan bieden als zij een meerwaarde zijn ten opzichte van het huidige aanbod in de regio. De vrijgevestigde psychologen zijn nu een gesprekpartner, want zij hebben zich georganiseerd. In een eerder debat verklaarde wethouder Van As dat keuzevrijheid kan, maar dan wel als je dat via je eigen wijkteam regelt.
In een interruptie vroeg ik de wethouder op het punt van de nieuwe aanbieders wie dan gaat bepalen of een organisatie een meerwaarde biedt. Dat de cliënt daarin een bepalende rol speelt, gaf hij gelukkig toe. Want het kan toch niet zo zijn dat als een kind goede hulp kan krijgen in Hattem of Oldebroek, dat dan de gemeente bepaalt dat zij/ hij naar Hardenberg moet, puur omdat dit wel in de eigen regio ligt maar een dubbele reistijd kent. We hebben het over kwestbare jongeren, in gezinnen die wel wat beters aan hun hoofd hebben dan om na te denken over de vraag in welke regio een hulpaanbieder gevestigd is. Wethouder, laat alle technische uitwerkingen even voor wat ze zijn en concentreer je op de jeugd en hun perspectief! En praat als individu met ze, niet als vertegenwoordiger van een georganiseerd verband.